Verdediging Zonnebloem (1)
Op 30 september 2021 zijn cliënten, mevrouw Cijntje-Gout en de heer Cijntje in de
zaak Girasol/Zonnebloem vrijgesproken van de aan hen ten laste gelegde strafbare
feiten. Dat het Openbaar Ministerie in deze zaak zelf vrijspraak heeft geëist is naar de
mening van de verdediging het minste dat het Openbaar Ministerie in deze zaak heeft
kunnen doen. De onherstelbare schade die het Openbaar Ministerie cliënten en hun
naastbestaanden heeft aangericht heeft hun namelijk bespaard kunnen blijven.
Al vrij snel na de aanhouding van cliënten op 4 september 2020 en in de maanden
daarna is het Openbaar Ministerie door de verdediging herhaaldelijk erop gewezen dat
de beschuldigingen onterecht waren nu er geen sprake was van verduistering of
witwassen. Ook bleek dat door het Openbaar Ministerie onzorgvuldig en onvolledig
onderzoek was gedaan naar de verdenkingen van verduistering en witwassen
gedurende de 3 jaren voorafgaand aan de aanhouding van cliënten. Na hierop te zijn
gewezen door de verdediging weigerde het Openbaar Ministerie te onderkennen dat
het hier een fout had gemaakt. In plaats van zich magistratelijk op te stellen zette het
Openbaar Ministerie het strafrechtelijk onderzoek door, door koers te wijzigen. Het
Openbaar Ministerie ging nu actief op zoek naar bewijs om de verdenkingen van
verduistering en witwassen alsnog te onderbouwen. Naar waarheidsvinding was het
Openbaar Ministerie niet (langer) op zoek, maar naar een veroordeling. Dat is niet
magistratelijk. De onderzoeksresultaten hebben immers reeds in oktober 2020 de
onschuld van cliënten bevestigd. In mei 2021 hebben de nieuwe onderzoeksresultaten
opnieuw bevestigd dat er geen sprake is van een verdenking van verduistering noch
witwassen. Toch ging het Openbaar Ministerie tot de dagvaarding van cliënten over.
Aan de dagvaarding van mevrouw Cijntje-Gout voegde het Openbaar Ministerie zelfs
twee nieuwe strafbare feiten toe. Twee nieuwe beschuldigingen waarvan op voorhand
al vast stond dat een veroordeling niet mogelijk kon zijn.
Slechts één goede officier van justitie of één goede rechter was nodig om deze
nachtmerrie voor cliënten te stoppen. Het is pas 13 maanden later, ter terechtzitting
van 30 september 2021, geweest dat het Openbaar Ministerie zich uiteindelijk van zijn
magistratelijke kant heeft laten zien. Dit was als gevolg van een nieuwe officier van
justitie die de zaak in behandeling kreeg.
Voor cliënten, hardwerkende burgers, is het schokkend geweest te hebben moeten
ervaren dat het Curaçaose rechtssysteem – op welk behoorlijk functioneren zij hebben
vertrouwd toen zij werden aangehouden, maar ook toen zij tot twee keer toe werden
opgenomen in de gevangenis- zo diep heeft gefaald en hun juist niet heeft beschermd
tegen het woeste handelen van het Openbaar Ministerie. Ook is het voor hen
schokkend geweest dat ter bewerkstelliging van hun onschuld in rechte zij niet konden
rekenen op het onderzoeksteam van het Openbaar Ministerie, maar volledig waren
overgelaten aan een gemotiveerde advocaat en een gemotiveerde financieel
deskundige om het tegendeel te bewijzen.
Binnen een democratische rechtsstaat, die Curaçao is, moeten burgers er altijd op
kunnen vertrouwen dat een machtig orgaan als het Openbaar Ministerie op zoek is
naar waarheidsvinding (“wat er werkelijk is gebeurd”), daarnaar zorgvuldig onderzoek
doet alvorens tot aanhouding over te gaan en zich continu magistratelijk opstelt. Alleen
een dergelijke werkwijze waarborgt dat burgers beschermt blijven tegen ondoordacht
optreden van de overheid, in welke bescherming de overheid cliënten ernstig is
tekortgeschoten.
PC Janssen advocaten
3 oktober 2021
You must log in to post a comment.